F. Kats.
Antiquarian horologist, Beëdigd expert.
Voorhaven 4.
3024 RM Rotterdam. 


Korte inleiding
Antieke Klokken en Horloges

 

Het oplossen van het probleem om de tijd -die ongrijpbare metgezel van ons allen - aanwijsbaar te maken, is zeer oud. De Egyptenaren en Grieken hielden zich daar al uitvoerig mee bezig. In die vroege periode bestonden er nog geen mechanische tijdmeters, maar zonnewijzers en wateruurwerken waren in vele vormen in gebruik. Over nauwkeurigheid kon nauwelijks gesproken worden, maar die was in de meeste gevallen ook niet vereist; men leidde lang zo'n jachtig leven niet als wij nu en agenda's voor afspraken bestonden uiteraard niet: men keek niet op een halfuurtje, zoals men dat in (sub)tropische gebieden trouwens nog niet doet. Haast je langzaam was geen ondeugd.

Mechanische uurwerken, die dus niet afhankelijk waren van zonneschijn, ontstonden in de 14e eeuw. Vermoedelijk Midden-Europese makers (Italianen) worden genoemd als eerste bouwers van zulke mechanieken. Van zo'n klok- meestal geheel van ijzer gemaakt - moet men zich trouwens niet al te veel voorstellen. Als antiquiteit is zo'n uurwerk interessant en zeer waardevol, maar als tijdaanwijzer is het- door onze ogen gezien -eigenlijk waardeloos. Belangrijker is, dat er op zeker moment in de geschiedenis een aanvang is gemaakt met een nieuwe ontwikkeling die, evenals dat het geval is geweest met andere vindingen na die tijd, steeds verder geperfectioneerd gaat worden. De uurwerkmakers van die tijd waren nog lang niet wat wij
een 'uurwerkmaker' zouden noemen; het waren -zoals de Duitsers zo treffend zeggen- 'Kleinschmiede'. In de smidswerkplaats werden raderen gesmeed, de tandband werd rond geslagen en bij grote hitte tot een cirkel vast gesmolten, de spaken werden erin gesmeed, waarna de tanden er met de hand werden in gevijld.
Die vroege klokken waren overigens alleen in gebruik in de kloosters bij wijze van primitieve wekkers; de broedervan-dienst werd er nogal hardhandig door wakker geschud en op zijn beurt moest hij dan weer zijn medebroeders uitde slaap halen door op de luidklok-nietvoor niets zo genoemd- de gebedsuren te slaan. Ook aan de vorstenhoven en bij gefortuneerde lieden kon men soms een klok aantreffen, maar de eenvoudige bewoners van stad of dorp richtten zich naar - indien aanwezig - de klok in de kerktoren.
Want tot de vroegste uurwerken kan men zeker menige kerkklok rekenen en bij het ontbreken ervan was het volk nog steeds aangewezen op de stand van de zon, die in Noord-Europa niet altijd echt zichtbaar was. Kerken, kerktorens en torenklokken waren lange tijd niet alleen statussymbool, maar ook een praktische verworvenheid.

Het uurwerk met slinger als gangregulateur stamt uit 1656. Op eerste kerstdag van dat jaar vond namelijk de Nederlander jawel - Christiaan Huygens een methode uit om de tijd op een sterk verbeterde manier aan te doen wijzen met behulp van een slinger in een mechanisch uurwerk. Die eerste klokleen met een slingeruurwerk liet Huygens bouwen door zijn uurwerkmaker Salomon Coster van Haerlem, die zijn werkplaats had in Den Haag. Deze klokjes die zowel loonden hangen als staan, zijn de door verzamelaars begeerde zogeheten Haagse klokjes. De eerste exemplaren zijn eenvoudig rechthoekig. De uurwerken zijn geplaatst in een eikenhouten kastje dat is belijmd met ebbenhout. De eenvoudige ijzeren wijzerplaat is beplakt met fluweel, waarop een meestal verzilverde of zilveren cijferrand is vastgezet. Onder die cijferrand vinden we een omklapbaar schildje met de signatuur van de maker en de inscriptie `met privilege'. Dit ten bewijze van het feit dat Huygens toestemming had gegeven dit uurwerk naar zijn ontwerp te maken. Dat naar boven omklapbaar zijn van het signatuurschildje heeft tot doel in geval van stilstand door een ruim gat dat achter dit schildje zit de slinger weer een zetje te geven. De klok heeft twee wijzers, nog een noviteit voor die dagen. En hoewel de communicatie in de tweede helft van de 17e eeuw gebrekkig genoemd kan worden, verschenen er al spoedig leerlingen bij Coster die met toestemming van Huygens klokken met een slinger leerden bouwen. Zo zond de Engelse uurwerkmaker Ahasverus Formanteel zijn zoon John naar Den Haag en via Huygens' contacten in Parijs arriveerde hier Nicolas Hanet met hetzelfde doel. Na de herroeping van het Edict van Nantes (1685) door Lodewijk XIV arriveerden veel protestantse Franse uurwerkmakers in de Nederlanden. Zij bouwden aanvankelijk klokjes gelijkwaardig aan de Haagse klok, maar zij versierden de wijzerplaat en de kast veel uitbundiger en fantasievoller. Zo'n door de Fransen gemaakte klok noemt men Pendule Réligieuse.

Huygens' vinding was baanbrekend en hoewel zijn gangsysteem, de spillegang, nog onvolkomenheden vertoonde, was de tijdaanwijzing sterk verbeterd. Dat dit een dwingende noodzaak was, bleek uit de eisen van astronomen en zeevaarders. Zij hadden voor een juiste plaatsbepaling op zee behoefte aan accurate tijdmeters waaraan het voordien ontbrak. Dat het zelfs van landsbelang was bleek toen de Engelse regering een bedrag van 20.000 pond uitloofde voor diegene die een uurwerk kon construeren dat op een reis van Engeland naar het Caribische gebied slechts seconden zou afwijken.

De uurwerkmaker John Harrison (1693-1776) slaagde hierin uiteindelijk met zijn chronometer No.4. Aangeland in Jamaica had zijn uurwerk in 1761 slechts een verloop van vijf seconden! Hem werd uiteindelijk na veel geharrewar de beloning uitbetaald, een voor die dagen enorme som. Zijn schitterende uurwerken kan men lopend en in perfecte conditie zien in het Greenwich Observatorium. Om van te watertanden, dat verzeker ik u.

Maar ondertussen zijn we dan al terechtgekomen in de tweede helft van de 18e eeuw. En wat werd er al niet gemaakt tussen de vinding van Huygens' Haagse klokje en de chronometers van Harrison.
In Nederland: tafelklokken, staande klokken en stoelklokken zoals Zaanse, Friese en Achterhoekse. De Engelsen bouwden al voor 1656 als geliefd huisuurwerk de lantaarnklok. Deze werd dikwijls `gemoderniseerd', maar zij bouwden ook magnifieke kleine staande klokken en tafelklokken van hoogwaardige kwaliteit. De Fransen bouwden hun consoleklokken en 'Cartels' (wandklokken gevat in een vuurverguld messing gietstuk), de Italianen hun beroemde geruisloze nachtklokken met "crank escapement'. De Midden-Europesche zogenaamde 'Kuhschwanzpendel' werd als provinciale huisklok bekend. Bij deze laatste beweegt de slinger vóór de wijzerplaat langs, zodat men deze klokken kan zien lopen. En vergeten we dan vooral niet de schitterende Amsterdamse staande klokken - de staande horloges gemaakt als tijdaanwijzer maar vooral ook als pronkstuk in de huizen van de rijke Amsterdamse kooplieden die de grote grachtenhuizen bewoonden. Dikwijls verlevendigen uitgebreide mechanische grapjes de wijzerplaten van deze klokken; draaiende molens, koeien melkende boerinnen en koren maaiende boeren, maar ook werkende smederijen en niet te vergeten bewegende scheepjes tegen een geschilderde achtergrond van het IJ. Thuiskomende schepen natuurlijk van de Verenigde Oost-Indische Compagnie met rijke waar aan boord.

Een gevarieerde collectie 'directoire'en 'empire'pendules uit ca 1800. die waren tot ongeveer 1990 redelijk betaalbaar maar zijn sindsdien fors in prijs gestegen.

Wat is er nu nog over van al dat moois? Gelukkig veel. Zeker, er is veel verloren gegaan door branden en er is veel verwoest door onkunde en verwaarlozing. Maar er is gelukkig ook veel overgebleven waar we zuinig op moeten zijn. Men kan dat zien in de winkels van antiquairs, de uurwerkspecialisten in het bijzonder in dit verband, en op de grote jaarlijks gehouden antiekbeurzen. Het is opmerkelijk dat evenals in andere sectoren van de antiekwereld men ook bij uurwerken van bepaalde tijdelijke tendensen kan spreken. Zo betaalde men in de zeventiger jaren overdreven hoge bedragen voor Nederlandse hangklokken. Zaanse en Friese stoelklokken hadden een prijs van een goede middenklasse auto, terwijl men voor Achterhoekse stoelklokken van Goslink Ruempol, Carol Willem Bakker en Antonie ter Zwaek nog aanzienlijk dieper in de buidel moest tasten. Die periode lijkt voorbij; veel verzamelaars richten zich op duurdere en vooral kwalitatief waardevoller zaken welke ook internationaal belangwekkend zijn, hetgeen men van de Nederlandse hangklokken onmogelijk kan stellen. Hoge kwaliteit tafelklokken, fraaie Cartels, consoleklokken en de duurdere soorten pendulerie staan thans in de belangstelling. Bovendien komen kwaliteitshorloges steeds meer in aanzien. Draagbare horloges dus, zoals het zeldzame rijtuighorloge, een vergrote uitgave van het vestzakhorloge, zijn begeerde objecten. Veel waarde, gemakkelijk op te bergen. Ook het zakhorloge en sinds kort zelfs het polshorloge worden druk verzameld; hier valt nog avontuur te beleven. Het mag duidelijk zijn, dat we alleen praten over zaken van hoge kwaliteit.

Van groot belang voor de liefhebber en verzamelaar is wie de maker is van zijn horloge. Evenals bij klokken geldt dat een goed gesigneerd horloge waardevoller is dan een anoniem product. In de 17e eeuw waren er al prachtige zakhorloges gemaakt door ware kunstenaars; vrij zware en dikke mechanieken, die echter met veel raffinement en een perfect gevoel voor stijl en verhoudingen zijn gemaakt. Het verbaast ons steeds weer dat men dat in die tijd al kon. De producten van de 18e eeuw zijn ware wonderen van techniek. Kasten met geëmailleerde deksels welke soms de meest gecompliceerde miniaturen bevatten, dikwijls omrand met parels of diamanten. Onovertroffen grootmeesters van deze kunst waren de gebroeders Huaud uit Parijs. Onnodig nog eens te vermelden dat beschadigingen aan zulke meesterstukjes onherstelbaar zijn en de waarde van zo'n klokje sterk beïnvloeden. Zulke illustratieve veelkleurige emailles kan men namelijk niet restaureren. Een eenmaal geëmailleerd plaatje kan niet nog eens in de emailleeroven worden geplaatst. Wat wel kan, zijn restauraties aan niet-illustratieve wijzerplaten. Een witte plaat met cijfers waar blutsen in zijn, kan men onzichtbaar herstellen. Dat is kostbaar en het vraagt tijd, maar het is mogelijk. En voor een waardevol uurwerk van een beleende meester is dat dan ook zeker de moeite waard. Bovendien, en dat is immaterieel, geeft een goede restauratie het aangename gevoel iets waardevols behouden te hebben.

In de tweede helft van de 18e eeuw en in het eerste kwart van de 19e eeuw krijgen wij te maken met de beroemdste uurwerkmaker aller tijden: Abraham Louis Breguet (1747-1823). Wat deze Zwitser die in Parijs werkte heeft gemaakt, is nooit overtroffen. Zijn horloges en klokken zijn alle geregistreerd en beschreven; zij vormen de top van wat met mechanische middelen bereikbaar was en is. Naast Breguet zijn erin genoemde periode nog meer grote Franse meesters werkzaam: Ferdinand Berthoud, Antide Janvier,leden van de familie Lepaute, Lépine en vele anderen. In de latere 19e eeuw komt geleidelijk aan de massafabricage op gang. Het horloge wordt gemeengoed; ook de minder bedeelden kunnen er zich een veroorloven. Met deze massafabricage komen ook de eerste kitscherige producten op de markt. En van die producten komen we nog regelmatig exemplaren tegen. Niet waardevol, soms wel curieus.

Breguet à Paris (1747-1823) was de absolute grootmeester. Hij perfectioneerde het automatische horloge. Ook Arthur Rubinstein bezat een kleine collectie Breguets. De 'truc' van z'n zeer klein gegraveerde 'geheime signatuur' was een pantograph.

De 20e eeuw ten slotte bracht en brengt naast massaproducten nog altijd meesterstukken voort. Deze laatste worden de laatste jaren druk verzameld. Het gaat hier ondanks forse hoeveelheden toch om producten welke zeker tot de horlogemakerkunst gerekend mogen worden. Uiterst verfijnde en kwalitatief hoogstaande en dus kostbare producten van vooral de Zwitserse horloge-industrie. Als de Rolls Royce onder de horloges mogen dan vooral gerekend worden de producten van de nog steeds actieve firma Patek Philippe te Genève. Gesticht in 1839 door de briljante Poolse horlogemaker Antoine Norbert Patek. Deze associeerde zich een paar jaar later met Adrien Philippe, een begaafd horlogemaker en uitvinder van de kroonopwinding in zakhorloges. De relatief kleine productie van zo'n twaalf- tot dertienduizend horloges per jaar garandeert nog altijd een mechanisch uurwerk van topkwaliteit. Andere bekende firma's waarvan de horloges graag verzameld worden, zijn bijvoorbeeld Vacheron et Constantin, Audemars Piquet en de uurwerken van I W.C. (International Watch Company). De meest aan de weg timmerende firma Rolex maakt op vrij grote schaal kwaliteitsproducten die helaas veelvuldig worden vervalst. Maar met het verzamelen van 19e en 20e-eeuwse horloges valt nog veel avontuur te beleven.

 

Francois Journe Genève, een zeer exclusieve hedendaagse grootmeester.

Over wie het eerste  polshorloge als serieproduct introduceerde wordt nog steeds gekibbeld. Het was omstreeks 1880.
De vroegste exemplaren verraden duidelijk dat ze vanuit het zakhorloge ontstonden.

Voor de oplettende liefhebber blijken soms onschuldige horloges perfecte producten te zijn die voor redelijke bedragen verworven kunnen worden. Maar ook worden met producten van hoge kwaliteit die na de Tweede Wereldoorlog zijn gemaakt door de grote internationale veilinghuizen al prijzen gemaakt van vele tonnen. Dat gaat dan over horloges met complicaties: aanwijzing van datum, dag en maand, de maanfase en soms nog veel meer.
Hoe gecompliceerder hoe duurder en dan graag
met een leren bandje. Het gaat immers niet om het vertoon, maar puur om kwaliteit. Aspirant-verzamelaars, ik wens u veel succes!
 
F. Kats.

Wijzerplaat van een Amsterdams Staand Horloge (ca. 1750). Scheepjes deinen op de rede, erboven Mercurius, schutspatroon van handel en voorspoed. Via de maanstandaanduiding kan een reis gepland worden bij gunstig tij.

Een kostbare 'Haagse klok', gesigneerd Pieter Visbagh fecit Haghe. Deze vroege slingerklok uit ca 1670 was voor 17e eeuwse begrippen bijzonder nauwkeurig.

Een fraaie Friese Stoelklok met maanstand. 2e helft 18e eeuw. Het grote gewicht drijft het gaand- en slagwerk aan, de twee kleintjes het wekkerwerk.


 
Een rijke Engelse tafelklok ('bracket clock') uit ca 1760, grsigneerd Eardley Norton London. Uurwerk met speelwerk in een met chineesachtige afbeeldingen ('chinoiserie') relief beschilderde kast.

Zeldzame renaissance tafelklok; uurwerk met astronomische indicaties in ebbenhouten kast.
Ca 1630, voor de introductie van de slinger, dus nog niet echt nauwkeurig lopend.

 

Een exclusief reisklokje uit ca 1780, in opdracht van een wel zeer welgestelde heer destijds gemaakt door 'Le Febvre fils-aîné à Fontainebleau'.

Een fraaie pendule uit ca 1800, gesigneerd 'Schmidt à Paris. De blauwe uurwerkkast en het witte beeldje van de Godin Urania, leunend op het uitspansel, zij uit gevoerd in Bisquit porselijn.

Een chique zeer gezochte tafelregulateur van 'Robin à Paris' uit ca 1780, die het verschil aangeeft tussen de astronomische tijd en de zonnetijd, omdat klokken toen werden gelijkgezet aan de hand van een nauwkeurige zonnewijzer.

Een bijzondere en vroege 'staartklok' met fraai gerestaureerde wijzerplaat die de maanstand en datum aangeeft.

Zakhorloge van Vacheron & Constantin (1939). Astronomisch uurwerk met maanstand, eeuwigdurende kalender en slagwerk in 18 karaats gouden kast.  

 

 

 

Interesse gewekt? Klik dan eens hier >  

of lees bijvoorbeeld dit boek
van H. v.d. Kamp, Uitgeverij Lochem Antiek
ISBN 90-74213-02-2